“Het stemt mij zo treurig….”
Ze tuurt de wachtruimte in.
“Tien jaar was ik….”
Ze begint zomaar te vertellen.
“Wekenlang zaten we binnen. Net als nu met het virus. De bommen overvielen ons land. We leefden tussen hoop en vrees. Maar mijn kinderlijke onbevangenheid en hoop hielden mij op de been. Ik wist, voelde dat er ooit een tijd kwam dat de Duitsers werden verslagen en ik weer zorgeloos buiten kon spelen. We zaten toen óók binnen maar toch is alles nu anders.”
Ik zet mijn boodschappentas op de grond. Neem twee stoeltjes naast haar plaats.
“Wat maakt alles nu anders, mevrouw?”
Ik ken haar niet maar ik voel dat ze snakt naar een praatje. Ik doe mijn sjaal af. Stik van de hitte in de wachtruimte van de apotheek. Voorlopig ben ik nog niet aan de beurt dus ik neem de tijd. Voor haar.
“Mijn leven lijkt vervlogen. In een vingerknip ben ik plotseling oud geworden en bijna aan het einde van mijn bestaan. Alle dingen die ik mijn leven lang voor mij uit heb geschoven, voor later, kunnen nu niet meer door dat enge virus.”
“Wat zou u nog graag willen doen?”
“Met mijn dochters naar Rome. Met een cruise naar de zon. Naar André Rieu. In het weekend naar theaters en concertzalen. Ik wil het leven weer voelen maar eigenlijk voel ik al heel lang niets meer.”
Het rumoer verstompt om ons heen.
Ik zie haar trieste oogopslag, voel haar treurnis en gelatenheid. Alsof ze zich heeft neergelegd bij de teleurstelling dat het leven haar niets nieuws meer zal brengen.
“Kan ik iets voor u doen?” Stamel ik.
“Ach nee hoor. Ik moet er ook niet te veel over zeuren. Ik heb een dak boven mijn hoofd, een warm gestookt huisje en een volle koelkast. In de oorlog droomden wij daar van. Ik moet mijn zegeningen maar gewoon tellen, toch?”
“Ach, U mag best even tegen mij aankletsen hoor als dat helpt.”
Ze denkt even na.
“Ja.” Zegt ze plotseling wat opgewekter. “Ik denk inderdaad wel dat dat even helpt. Ik zit de hele dag te mijmeren met mijn eigen gedachten. Steeds datzelfde kringetje in mijn hoofd. Dit praatje is wel even fijn.”
Haar nummertje verschijnt op het scherm. Ze is aan de beurt. Ze schuifelt achter haar rollator naar de balie waar ze haar neusdruppeltjes met een hele berg kleingeld afrekent. Ze zal bijna negentig zijn. Heeft bommen boven haar hoofd overleefd. Een leven lang gezwoegd en gezorgd. Ze wil nog zo veel maar nu lijkt het te laat. Ze kan er alleen nog maar van dromen. Haar leeftijd, het virus en de maatregelen laten het niet meer toe.
Ze is te laat begonnen met leven….
X Carlijn