“Dag Carlijn, kom binnen. Ik weet wie je bent hoor, jij bent mijn mentor!”
Snel stopt ze een briefje in haar zak, zwaait de voordeur verder open en met kleine maar stevige pasjes gaat ze mij voor de woonkamer in.
“Ik wil dat je daar gaat zitten. We gaan met elkaar praten want jij moet mij leren kennen zegt de zuster.”
Ze zit rechtop in haar stoel. Keurig gekapt en opgemaakt. Niets, echt helemaal niets, laat zien dat deze dame tweeënnegentig jaar oud is.
“Ik ben Bep. Ik heb geen familie meer want iedereen is dood. Maar ik woon hier heel fijn en de zorg is goed. Er moeten alleen dingen geregeld worden voor als ik dood ga. En er moet in de computer staan wat ik wel en niet wil als ik ziek word. Daar is een mentor voor zegt de zuster dus daarom ben jij hier. Oja, je krijgt thee.”
Ze staat alweer op, onrustig maar vliegensvlug dribbelt ze naar de keuken. Ik kan er niets tegenin brengen en laat haar maar. Twee minuutjes later is ze alweer terug. Met een dienblad met twee theekopjes en een berg speculaasjes op een schoteltje.
“Wat knap dat u dit nog zelf kunt dragen!” Laat ik mij ontvallen.
“Dat doe ik al ruim tachtig jaar dus dat verleer ik niet meer hoor.” Een hoge schelle lach verraadt haar zenuwen van mijn bezoek. “Ik vertik het om een rollator te gebruiken. Ik kan alles prima zelf. Schrijf dat ook maar op in je computer.”
Bep en ik kletsen wat. Ik nip aan mijn hete thee terwijl Bep haar speculaasje in de thee doopt en er vervolgens op sabbelt. Ik vertel wie ik ben. Wat mentorschap betekent en wat ze van mij kan verwachten. Dan pakt ze zo onopvallend mogelijk een briefje uit haar zak en spiekt er even op.
“Jij bent Carlijn. Jij bent mijn mentor. Daarom ben jij hier.” Onzekerheid in haar ogen. Waar zij eerst nog fel, daadkrachtig en kwiek voor de dag kwam toont ze nu de kwetsbaarheid van haar beginnende dementie.
“Dat klopt Bep. Ik ben Carlijn en ik ben uw mentor. En wat goed dat u briefjes schrijft als geheugensteuntje.” Ik zeg het kalm waardoor ik haar felle oogopslag zie veranderen naar een milde, onzekere vrouw.
Plotseling zegt ze zachtjes: “Ik zit in de laatste periode van mijn leven. Ik wil worden begraven bij mijn broertje. Daar droom ik steeds over. Dat ik hem zoek. Hij ligt ergens in onze stad bij de grote begraafplaats maar ik weet niet waar. Hij is al dertig jaar dood…..”
Ze zakt wat onderuit. Haar kniekousjes komen onder haar jurk uit.
“Kijk!” Zeg ik opgewekt. “Daar ben ik uw mentor voor. Ik ga het graf zoeken. En daarna ga ik uitzoeken of u bij hem in het graf kunt. Over een weekje kom ik terug om het u te vertellen.”
“Ohh gut wat fijn. Wat een verrassing en wat spannend.” Zegt ze met een diepe zucht. “Wil je dan ook een foto maken van het graf?”
Tien minuten later stap ik met een concreet doel op de fiets richting de Algemene Begraafplaats. Gezien haar dementie weet ik niet zeker of het waar is en of broertje Bertus inderdaad hier ligt. Er is niemand aanwezig dus dat wordt zoeken aan de hand van zijn naam want ook een sterfdatum weet Bep niet. Een uur later heb ik hem gevonden. Bertus is al zesenveertig jaar dood. Bij navraag in het Gemeentehuis blijkt er in het graf van Bertus nog plek te zijn voor Bep.
De foto van het graf die ik Bep een week later geef maakt haar stil. Ze legt de foto voor zich op tafel en haalt een verfrommeld spiekbriefje uit haar zak. Ze kijkt er even op en zegt dan:
“Dankjewel Carlijn, jij bent mijn mentor. Jij gaat dingen regelen.”
En zo is het maar net….
X Carlijn
www.mentorschaphaagenrijn.nl
