Nog twintig keer

Door Carlijn Willemstijn
vrijdag, 1 november 2019
0 reacties

“De taxi’s kosten zoveel. Mijn verzekering vergoedt niet alles. Maar ik kan niet met het openbaar vervoer komen. Ik ben te moe en veel te ziek.” Zegt de kleine vrouw naast mij.

Ik knik haar bemoedigend toe terwijl er een druppeltje spuug vanuit haar mondhoek over haar kin glijdt. Ik reik haar een zakdoekje aan. Ze gebruikt hem echter niet om haar spuug mee weg te vegen. Ze vangt er haar tranen mee op.

Ik zit in de wachtkamer van de Iris, de hoofd/hals- bestralingsruimte van de Daniel den Hoed kliniek. Wacht tot mijn vader klaar is met de bestraling aan zijn hals en tong. De zesde bestraling van deze week, nog drie volle weken te gaan. Drieëndertig bestralingen in totaal. Een hels traject wat je je alleen voor kunt stellen als je het zelf ondergaat of van heel dichtbij meemaakt.

Een meneer schuifelt de wachtkamer in.

“Hoi Sjaak. Ik lag bij jou op zaal. Ben je ook al begonnen met de bestraling?” Zegt de vrouw die ik zojuist een zakdoekje heb gegeven.

“Oh hallo. U ook hier? Ja, er was toch een uitzaaiing te zien. Ik heb nu mijn eerste bestraling”

“Het beste Sjaak. Ik zit nu in m’n derde week. Geniet nu je nog kunt slikken van je avondeten. Over een paar weken is alles anders.”

Ik zie haar gezicht vertrekken. Het verse litteken in haar hals van de operatie beweegt stroef mee tijdens haar slikbeweging.

Er trekt een siddering door mijn lijf.

Ik wil hier weg. De ruimte, de sfeer, het benauwt mij.

Tot enkele maanden geleden was de impact van kanker mij nog onbekend. Kanker kwam wel voor maar niet in mijn directe omgeving. Totdat het mijn vader zijn tong trof en ik van dichtbij alle angst, pijn en emoties meemaakte. De kale koppies van lotgenoten, doodzieke mensen in foetushouding in bed. Mensen die als zombies door de gang van het ziekenhuis schuifelen met een soort slurf; de schouder door middel van een lap huid met de neus verbonden om het gezicht te voorzien van vers rijk bloed.

Het raakt mij diep. Sindsdien is het onbezorgde uit mijn leven weggeslagen. Alles staat in het teken van wachten; wachten tot de behandeling van mijn vader aanslaat. Wachten op weer een dokter, een uitslag of een traject. Tussendoor overleven we en kijken vol medeleven naar alle medepatiënten die ons pad kruisen.

“Ik vraag me wel eens af waarom ik dit eigenlijk nog doe.” Zegt de man die Sjaak blijkt te heten.

“M’n eigen wijffie is al jaren dood. Mijn kinderen wonen her en der over de wereld en ik heb eigenlijk best een mooi leven gehad. Het was ook prima geweest als ik gewoon rustig de pijp uit ging.”

Een deur gaat open. Mijn vader komt de behandelruimte uit geschuifeld. Ik hijs hem in zijn jas. We zeggen iedereen gedag en lopen langzaam het ziekenhuis weer uit.

De wind slaat ons in het gezicht. De frisse lucht doet mij goed.

Ik haak mijn arm in mijn vaders arm en aai hem met mijn vrije hand liefkozend over zijn hoofdje. Met de dag wordt hij zieker, kleiner en breekbaarder.

Hij lacht liefdevol terug.

“Zo pap, nog twintig keer!”

X Carlijn

(Dit is een fragment uit mijn toekomstige boek: Papa gaat over de tong.

Geschreven in November 2012 toen mijn vader tongkanker en mondbodem kanker had.)

Laat de eerste reactie achter

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.