Ik trek de deur achter mij dicht. Struin door de wijk. Een ouderwets blokje om.
Sinds kort woon ik in de buurt waar ik vroeger als kind op school zat. Ik dwaal van straat naar straat. Jeugdherinneringen ploppen op. Zie mijzelf weer als acht jarige meisje naar school lopen. Wat lijken de huizen gekrompen. Wat is die hoge schommel plots laag. Waar is de lantaarnpaal gebleven waar mijn springtouw aan vastgeknoopt werd als we met vriendinnetjes “In. Spin. De bocht gaat in. Uit. Spuit. De bocht gaat uit” zongen?
Ik dwaal verder. Het parkje. Huurhuisjes die koopwoningen zijn geworden. Volle straten. Veel meer auto’s dan vijfentwintig jaar geleden.
De melancholie speelt op. Ik mijmer. Niet onprettig maar gerust
Ik sla de hoek om. De straat waar ik als jonge puber veel kwam. Hier woonde het gezin waar ik kind aan huis was. Ik was hun oppas meisje. De vrolijke blonde kleuter van vier is nu een grote kerel van begin dertig. Zijn babyzusje, inmiddels een mooie jonge vrouw, zag ik voor het laatst op een uitvaart enkele jaren geleden. De uitvaart van hun moeder.
Hele weekenden nam ik deel uit van hun gezin. Paste niet alleen op hun kinderen wanneer ze op stap gingen maar schoof ook aan bij hun feestjes en partijen. Ging als dertienjarig meisje met hun mee op zeilreis. Terwijl wij genoten van de zeiltrip zorgde ik voor de kinderen op en in de boot. Wat heb ik genoten op het IJsselmeer. Moeder Ingrid was mijn voorbeeld. Later…later als ik groot was, zou ik net zo worden als zij. Excentriek, een eigen mening en een spring in het veld. Groene trui, roze broek, knalrode lippen. Ze was een bijzondere maar mooie verschijning. Ze gaf advies wanneer ik vragen had die ik als puber niet aan mijn eigen moeder durfde te stellen. Ze was kritisch over mijn prille liefdes. Legde de lat hoog. Maar altijd vanuit haar liefdevolle hart.
Ik ga op een bankje zitten in hun straat.
Kanker. Plotseling had mooie sprankelende Ingrid borstkanker.
Ze werd behandeld. Maar het kwam terug. Desastreus. De dood haalde haar in. Veel te jong. Haar kinderen amper de deur uit.
Hij bleef achter. Haar toegewijde lieve man die altijd een beetje in haar schaduw stond.
En nu zit ik hier. In hun straat met al die jeugdherinneringen. Dezelfde gordijnen voor de ramen. Een verlaten zeilbootje in het raamkozijn. In gedachte loop ik door hun huis. Iedere centimeter kan ik mij herinneren. De zachte vloerbedekking onder mijn voeten. De geur van wasmiddel in de immense inloopkast vol bonte kleding. De zolder waar ik vele weekenden sliep. In het verhoogde bed met de zachte roze sprei.
Ik loop om het huis heen. De schutting is afgebroken. Stiekem gluur ik de tuin in.
Denk weer terug aan al die fijne zomeravonden. De kindjes spartelend in het badje. Gillend. Luidruchtig. De tuin vol bloeiende bloemen. Alle kleuren door elkaar heen. Kaarsen, fakkels en zeilbootjes in alle hoeken. Buurmeisjes aan de picknicktafel met fruit en komkommer. Ik een glaasje cola. De volwassenen aan de wijn. De barbecue aan. Gesprekken die ik niet begreep maar dat gaf niet. Ik voelde mij, in al mijn kind zijn, zo groot en trots dat ik een onderdeel van hun leuke gezin was.
Nu is die tuin leeg. Slechts onkruid en tegels. Een verweerd tuinstel. In gedachte zie ik haar zitten. Zoals altijd met een sprankelende energie om haar heen. Vrolijkheid alom. Iedereen welkom.
Het contrast van de herinneringen en de werkelijkheid is enorm. Dit is wat de dood met echtparen doet. Het is rauw. Leeg. Vernietigt al het moois wat voorheen zo vanzelfsprekend was. De bloemen verdreven. De energie is weg.
Ik weet niet hoe het met hem gaat. Ik hoop goed. Ik hoop dat hij zijn geluk heeft hervonden.
Maar wat mis ik haar, hier in deze tuin. .
Ik loop de straat uit. Kijk nog een keertje om.
Het gezin dat in mijn jeugdherinnering mijn toekomstdroom was is er niet meer. Verdreven door haar veel te vroege dood…..
x Carlijn
Delen is Lief
1 reactie
Astrid Vijftigschild
Alleen jij kan zoiets zo mooi verwoorden……