Lieve kleine Ukkepuk, je zou eens moeten weten.
Weten wat ik voel wanneer jij in mijn ogen kijkt. Jouw glimmende pretlichtjes. Het snoetje wat begint te stralen zodra je binnenkomt om bij mij te spelen. Je woordjes, je klanken, je bedoelingen. Langzaamaan leer ik je kennen. Van baby naar dreumes en nu een stoere peuter. Met een eigen wil. Een wijsneusje. Een meisje met karakter.
“Lala, kom. Buiten pelen!” We stappen de straat op, de regen in. Het deert ons niet. We zijn tenslotte niet van suiker.
Je zou eens moeten weten. Weten hoe graag ik jou beschermen wil. Tegen al het leed in deze wereld. Nare mensen die je kunnen kwetsen. Pesterijtjes die je verdrietig maken. En zelfs tegen die ene mug die jou zou willen steken. Ik wil je behoeden voor al het leed wat op de loer kan liggen.
“Peeltuin toe. Glijden en wipwappen. Kom Lala, rennen!” Je sportschoentjes en snelle beentjes vliegen over de trottoirtegels. Ik zweef je achterna.
Je zou eens moeten weten. Weten dat zelfs op dagen dat ik je niet zie, jij veel in mijn gedachten bent. Ik mij afvraag hoe het met je gaat. Om wie je lacht. Waar je op klimt of hoe je smakelijk zit te eten. Ook in jouw afwezigheid ben jij altijd om mij heen. Ik hoef jou niet te missen om je bij mij te hebben, gewoon omdat je altijd in mijn hartje zit.
“Kijk Lala! Kijk, Thirza grooooot!” trots sta je op een hoge stoeprand met je armpjes omhoog gestrekt.
Je zou eens moeten weten. Weten dat er een dag komt dat ook jij groot wordt en misschien zo’n ukkepukje krijgen zal. Die jij zult beschermen, behoeden en missen. Als ze valt wil jij haar vangen. Als ze weent zal jij haar tranen deppen. Als ze brult zal jij haar sussen.
Ik zal je niet teveel behoeden voor de leerzame fouten of keuzes die jij maken zal. Maak ze maar. Leef maar. Val maar. Sta weer op. Voel hoe rauw het leven kan zijn. Alleen dan kan je optimaal uitgroeien tot de vrouw die je worden zal.
Voorlopig blijf jij nog even mijn kleine nichtje die ik zal troosten wanneer het nodig is. Wanneer we samen handje in handje verder lopen voel ik je knijpen wanneer je bijna struikelt. Je vuistje verstijft in mijn hand wanneer je over de boomstronk loopt. Je vertrouwt volledig op mij. Dan, geheel onverwachts laat je mij los en zegt vol trots:
“Kijk eens Lala wat ik kan, handen in mijn zakken!”
Als een trotse dame kijk jij de wereld in. Met je borstje vooruit. Je beentjes keurig gestrekt. Meer was er niet nodig om te beseffen dat jij, lieve kleine ukkepuk, niemand nodig hebt om je door te laten vangen.
Jij komt er wel.