Mijn adem stokt. Bij de inzet van haar gitaarspel herken ik het direct.
“Je kust me, je sust me.
Omhelst me, gerust me.
Je vangt me, verlangt me.
Oneindig ontbangt me.”
Omhelst me, gerust me.
Je vangt me, verlangt me.
Oneindig ontbangt me.”
Onmiddellijk zit ik weer in die kerk. Daar ergens in de buurt van Amsterdam. De klanken van Maaike Ouboter omarmen de muisstille kerk terwijl kippenvel over mijn hele lichaam trekt. Ruim twee jaar geleden. Honderden mensen die gesmoord snikken. Om jou. Om het verdriet van jouw ouders, familie, tientallen vrienden. Jouw mooie jonge man die gebroken lijkt. Schuifelend door het gangpad naast jouw kist.
Lieve Luus, je bent er al zo lang niet meer maar op dagen als deze voelt het als de dag van gister dat ik daar zat, in die kerk, om afscheid te nemen van jou. Ik kende je niet lang, ik kende je niet veel maar ik kende je genoeg. Genoeg om te weten hoe puur je was. Genoeg om te weten dat het oneerlijk was. Dat de kanker jouw prachtige lichaam had gekozen om te verwoesten klopte zo ontzettend niet.
“Oh, ik, smoor je, bevroor je
Verlos en verloor je
Weg naar een andere plek
Maar ik hoor je”
Verlos en verloor je
Weg naar een andere plek
Maar ik hoor je”
De prachtige songtekst knalt mijn speakers uit. De brok in mijn keel wordt groter als ik denk aan Joon. Haar man. Samen werd alleen. Hoe zal het met hem gaan? Net de dertig gepasseerd en weduwnaar. Hoe cru, hoe onvoorstelbaar. Moet ik hem eens bellen? Of herinner ik hem dan en doet dat teveel pijn. Denkt ook hij dan weer aan die laatste dag met zijn drietjes aan het strand. Luus in haar rolstoel. Een grimas van pijn op haar engelachtige gezichtje, maar tevens een glimlach omdat zij de zee kon zien. Gekoppeld aan slangen, voeding, een katheter en een stoma. Starend naar de zee.
“Ben je bang voor je dood Luus?” Vroeg ik haar bijna fluisterend.
“Nee, op dagen als deze denk ik niet aan mijn dood. Dat heeft geen zin. Het is hier zo fijn, zo mooi aan het strand. Ik zit er. Ik ben er. Ik leef.”
Ik denk er zo vaak aan terug. Die drie kleine zinnen. Leven in het nu. Al is het in je laatste seconden. Luus kon het. Is dat het doel van het leven? Dat we los kunnen laten wanneer we het leven eindelijk snappen.
“Laat me los
En houd me vast als het nodig is”
En houd me vast als het nodig is”
Lieve Luus, het was even nodig om je vast te houden. Om je te herinneren. Nu laat ik weer los. Jouw drie zinnen zitten in mijn hoofd: ‘Ik zit er. Ik ben er. Ik leef.’ Ik bel jouw Joon straks eens op. Ik wil met hem delen dat jij hier even was. In mijn radio. In mijn herinneringen. In mijn hele zijn.
“Ik kus je, ik sus je
Ik doof en ik blus je
Je blijft heel dicht bij me
Maar in mijn hoofd rust je”
Ik doof en ik blus je
Je blijft heel dicht bij me
Maar in mijn hoofd rust je”
Rust zacht Luus. Tot gauw wanneer je weer opdoemt in een herinnering en een glimlach teweeg brengt op mijn gezicht.
1 reactie
peet junkmail
Prachtig geschreven, kippenvel,